Details
- TitelHydrodynamische modellering Noordzeekanaal en Amsterdam-Rijnkanaal met SOBEK 3 : ontwikkeling en validatie model zonder en met zout
- Auteur
- Opdrachtgever
- Projectnummer11200569
- Plaats van uitgaveDelft
- Uitgever
- Jaar van uitgave2017 (dec.)
- Pagina's53 p.
- Illustratiesfig.
- Materiaal
- Onderwerp
- Geografisch trefwoord
- Beschrijving
In 2016 is een SOBEK 3 model opgezet voor het Noordzeekanaal, IJ en AmsterdamRijnkanaal. Dit model kon toen niet worden gevalideerd, omdat voor de beschikbare set lozingen en onttrekkingen de waterbalans niet sluitend was zonder onrealistische correcties uit te voeren. In 2017 heeft Waternet een set lozingen en onttrekkingen beschikbaar gesteld voor 2015, welke een goed sluitende waterbalans opleveren. Deze set is gebruikt om het SOBEK 3 model opnieuw op te zetten en te valideren. Na het doorvoeren van enkele kleine aanpassingen aan de model schematisatie en het instellen van twee sluitposten in het IJ en bij IJmuiden om de waterstand niet te veel te laten variëren, is het model doorgerekend met deze set lozingen en onttrekkingen. In vergelijking met metingen ligt de berekende afvoer over het algemeen binnen 10%. De waterstand wijkt tot 0,2 m af. Voor toepassingen waarvoor deze afwijkingen toelaatbaar zijn, kan het model voor de situatie van 2015 worden gebruikt. Hoe goed het model presteert hangt in grote mate af van de set lozingen en onttrekkingen die wordt gebruikt. Op verzoek van Rijkswaterstaat is voor dit model ook een variant uitgewerkt waarmee de verspreiding van zout wordt berekend. Om voldoende zout het model in te krijgen bij de sluizen van IJmuiden is een constant debiet opgelegd bij deze sluizen ter grootte van het nivelleringsdebiet en het uitwisselingsdebiet. Hierdoor komt te veel water het model in, wat via het Binnenspui kanaal
wordt afgevoerd bij de sluitpost van IJmuiden. Voor de verspreiding van het zout is de dispersiecoëfficiënt berekend uit zoutprofielmetingen langs het kanaal met gebruikmaking van enkele aannamen. Deze dispersiecoëfficiënt moet het zouttransport door een netto zeewaarts transport aan de oppervlakte en een landwaarts transport bij de bodem representeren. De berekende zoutgehalten komen bij de NOSM-pier in Amsterdam aardig overeen met de metingen. Het voorspellende vermogen van deze variant van het model met zout is beperkt door de aannamen voor het zouttransport bij IJmuiden en door de aannamen die nodig waren voor de berekening van de dispersiecoëfficiënt.